Thrombotic recurrence in patients with antiphospholipid syndrome and seroconversion + Clopidogrel monotherapy in treating patients with antiphospholipid syndrome and arterial thrombosis
Presentatie van Linde op de Hoek op het ISTH congres 2025 in Washington DC
Het International Society of Thrombosis and Hemostasis (ISTH) congres vindt plaats in juni 2025 in Washington DC en richt zich op het begrip, preventie, diagnose en behandeling van ziektebeelden die te maken hebben met aandoeningen van de bloedstolling en bloedvaten. De afdeling Trombose en Hemostase van het LUMC hecht in het bijzonder waarde aan aanwezigheid van arts-onderzoekers bij dit congres, ter bevordering van algemene wetenschappelijke ontwikkeling maar ook om kennis over deze ziektebeelden uit te breiden. Daarnaast biedt dit grootschalige, wereldwijde congres veel mogelijkheden voor het netwerken met mede-onderzoekers en artsen in het veld.
Op dit congres zal ik twee onderzoeken presenteren. Beide onderzoeken zal ik beknopt toelichten.
Het eerste onderzoek betreft een systematische review van de literatuur over patiënten met APS bij wie de antifosfolipiden antistoffen negatief worden. APS is een ziektebeeld dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van deze antistoffen, gecombineerd met bepaalde klinische uitingen van het ziektebeeld (zoals trombose en problemen met zwangerschap). Patiënten met APS die in het verleden een trombose hebben doorgemaakt, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een nieuwe trombose. Daarom worden deze patiënten over het algemeen behandeld met bloedverdunners, om het ontstaan van zo’n nieuwe trombose te voorkomen. APS wordt gezien als een chronische ziekte. Daarom wordt deze behandeling met bloedverdunners meestal levenslang gegeven.
Bij een deel van de patiënten met APS verdwijnen na verloop van tijd de antifosfolipiden antistoffen uit het bloed. Wat dit betekent voor de ziekte en voor de patiënt is grotendeels onbekend. Het is onduidelijk of deze patiënten nog steeds een even groot risico hebben op het ontwikkelen van nieuwe trombose als deze antistoffen er niet meer zijn. Derhalve is ook niet duidelijk of deze patiënten nog moeten worden doorbehandeld met bloedverdunners, of dat deze behandeling veilig gestaakt zou kunnen worden. Behandeling met bloedverdunners brengt namelijk ook risico’s met zich mee, zoals het ontstaan van bloedingen. Indien deze behandeling niet meer strikt noodzakelijk zou zijn bij deze patiëntengroep, heeft het de voorkeur deze te stoppen.
Bij dit onderzoek is de huidige literatuur over patiënten met APS en het verlies van antistoffen op een systematische manier doorzocht en samengevat. Hierbij werd een beperkt aantal eerdere studies gevonden, met kleine patiënten aantallen en uiteenlopende resultaten wat betreft het optreden van nieuwe tromboses en daarmee uiteenlopende conclusies over het wel of niet staken van de
bloedverdunners. Idealiter wordt dit onderwerp in de toekomst nader onderzocht in grotere klinische studies, maar voor nu geeft dit onderzoek een goed overzicht van de beschikbare kennis. Dit kan een basis vormen voor artsen en voor het opstellen van richtlijnen, gericht op het selecteren van patiënten met APS en verlies van antistoffen die mogelijk baat hebben bij het staken van de behandeling met bloedverdunners.
Het tweede onderzoek richt zich concreet op patiënten met APS die eerder een slagaderlijke (arteriële) trombose hebben doorgemaakt. Bij deze patiënten is bekend dat ze een verhoogd risico hebben op het opnieuw ontwikkelen van een arteriële trombose. Bij patiënten zonder APS wordt een arteriële trombose vaak behandeld met een bloedverdunner of met een bloedplaatjesremmer, waarbij de keuze afhankelijk van de oorzaak of lokalisatie van de trombose. Nationale en internationale richtlijnen gericht op patiënten met APS adviseren na arteriële trombose behandeling te geven met ofwel bloedverdunners (specifiek de zogenaamde vitamine K antagonisten), ofwel een bloedplaatjesremmer (specifiek het middel clopidogrel), ofwel een combinatie van deze twee. Hierbij is niet bekend welke strategie de voorkeur heeft.
Om dit verder uit te zoeken hebben we in ons ziekenhuis gegevens verzameld van patiënten met APS die een arteriële trombose hebben doorgemaakt, en sindsdien worden behandeld met clopidogrel of een vitamine K antagonist. We kijken naar wat voor patiënten dit zijn en wat de aantallen zijn van nieuwe arteriële trombose in deze groepen. Momenteel is het verzamelen van gegevens van deze patiënten nog bezig en zijn enkel de voorlopige uitkomsten opgestuurd naar het congres. De groep patiënten waarop deze voorlopige resultaten zijn gebaseerd is nu nog te klein om conclusies op te kunnen trekken. In juni, wanneer het congres plaatsvindt, zal dataverzameling en -analyse afgerond zijn, waardoor we de definitieve resultaten kunnen weergeven.