Explaining Lupus Anticoagulant in Thrombotic Antiphospholipid Syndrome

Tessa Noordermeer, UMC Utrecht
Promotiedatum 8 maart 2024

Nederlandse samenvatting

Het antifosfolipiden syndroom (APS) is een zeldzame auto-immuunziekte waarbij het lichaam te snel stolsels vormt in de bloedvaten (trombose). Daarnaast wordt deze ziekte gekenmerkt door de aanwezigheid van ontstekingseiwitten in het bloed, dit worden antifosfolipiden antistoffen genoemd. APS komt voor bij ongeveer 1 op de 2000 mensen, terwijl het naar schatting 10% van alle gevallen met een trombosebeen en herseninfarct verklaard.

We weten niet goed hoe het komt dat mensen met APS trombose ontwikkelen. In dit proefschrift hebben we onderzocht hoe antifosfolipiden antistoffen de bloedstolling kunnen beïnvloeden. Eén van de antifosfolipiden antistoffen die voorkomt bij mensen met APS is lupus anticoagulans (LAC). LAC wordt voornamelijk veroorzaakt door antifosfolipiden antistoffen die gericht zijn tegen Beta2-Glycoproteïne I (β2GPI) en protrombine. Van alle antifosfolipiden antistoffen is LAC het meest geassocieerd met trombose. Daarentegen laat LAC in een stoltest een verlengde stoltijd zien, iets wat normaal gesproken wordt geassocieerd met een bloedingsneiging. Dit fenomeen wordt de LAC paradox genoemd.

In dit proefschrift laten we zien hoe antifosfolipiden antistoffen gericht tegen β2GPI en protrombine een verlengde stoltijd veroorzaken en kijken we naar het mechanisme van de antistoffen op het ontwikkelen van trombose. We hebben ook gekeken naar de correlatie van LAC met trombose bij mensen met COVID-19 die op de intensive care zijn opgenomen. Daarnaast hebben we onderzoek gedaan naar het effect van LAC op het meten van de stollingssnelheid van het bloed bij mensen met APS die bloedverdunners gebruiken.

De uitkomsten van dit proefschrift helpen om trombose bij mensen met APS beter te begrijpen