Zijn er stoffen in het bloed van SLE patiënten, die de werking van anifrolumab beïnvloeden?

Dr. Marjan Versnel, immunoloog – Afdelingen Immunologie en Kindergeneeskunde, Erasmus MC
duur studie: 1 jaar

Inleiding

Systemische lupus erythematosus (SLE) is een ernstige en potentieel levensbedreigende auto-immuunziekte. SLE die op de kinderleeftijd begint (cSLE) vertoont doorgaans een ernstiger klinisch verloop dan SLE bij volwassenen. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van leven, onderwijs prestaties en participatie op de arbeidsmarkt. Tegen de tijd dat patiënten de leeftijd van 30 jaar bereiken, zal 5-10% van hen zijn overleden als direct gevolg van SLE of als gevolg van complicaties. Op die leeftijd heeft de meerderheid van de overlevende patiënten onomkeerbare schade opgelopen door zowel de ziekte zelf als de medicamenteuze behandeling ervan. Met name prednison geeft een risico op ernstige bijwerkingen en schade. Het is daarom van groot belang om therapeutische strategieën te ontwikkelen die de ziekteactiviteit kunnen verminderen terwijl de schadelijke effecten van zowel de ziekte als de medicatie worden geminimaliseerd.

Verhoogde activiteit van het ontstekingseiwit Interferon, de zogenaamde IFN handtekening, is aanwezig bij het merendeel van de mensen met SLE. Wij hebben
aangetoond dat ook een groot gedeelte van de kinderen met SLE IFN positief zijn (Wahadat et al., 2018). Belangrijk is dat verschillende onderzoeken aangeven dat IFN
een potentiële biomarker voor ziekteactiviteit is en dat blokkeren van IFN de ziekteactiviteit kan verminderen.
Recent is anifrolumab, een blokker van de Interferon type I receptor (IFNAR) goedgekeurd door de FDA en EMA voor de behandeling van SLE bij volwassenen. De
behandeling geeft goede resultaten maar slaat niet aan in alle patiënten. Om patiënten te selecteren die goed zullen reageren op anifrolumab is meer inzicht in de
activiteit van IFN nodig. Zo is het belangrijk om te meten welke patiënten IFN positief zijn. IFN kan momenteel worden gemeten op eiwit niveau met de nieuwe SIMOA techniek of op RNA niveau via door IFN aangezette genexpressie. Echter recent onderzoek heeft aangetoond dat er losse IFN receptoren (sIFNAR) in het bloed aanwezig kunnen zijn. Deze losse receptoren kunnen IFN wegvangen waardoor het niet meer kan werken terwijl wij wel IFN eiwit kunnen meten. Ook zijn er antistoffen gericht tegen IFN (anti-IFNα) in het bloed gevonden. Die antistoffen kunnen de IFN metingen in het bloed beïnvloeden, maar ook de effectiviteit van het medicijn anifrolumab als patiënten deze antistoffen hebben. Daarom willen we meer inzicht krijgen in het voorkomen van sIFNAR en anti-IFNα bij kinderen met SLE.

Doelen van het onderzoek

  1. Meten van de aanwezigheid van sIFNAR in serum van kinderen met SLE
  2. Meten van de aanwezigheid van antistoffen gericht tegen IFN in bloed van kinderen met SLE
  3. Karakteriseren van de functionele activiteit van anti-IFNα antistoffen
  4. Bepalen van de associatie tussen sIFNAR en anti-IFNα met de IFN handtekening en IFNα eiwit

Patiënten materiaal

Serum van 48 SLE patiënten en gezonde controles, waarvan de Interferon handtekening en de
concentratie van IFNα2 al bekend zijn (Wahadat et al., Rheumatology,; 2023, 62(8):2872-2879).
Tevens is de ziekteactiviteit (SELENA-SLEDAI , BILAG-2004, LLDAS) bepaald.

Laboratoriumtesten

Ad1. sIFNAR2 zal worden gemeten met een ELISA die speciaal voor ons onderzoek door PBL Bio
gemaakt zal worden.
Ad2. De antistoffen gericht tegen IFN zullen worden gemeten met een in het Laboratorium voor
medische Immunologie ontwikkelde test gebruik makend van de Luminex technologie.
Ad3. De neutraliserende activiteit van anti-IFN antistoffen zal worden gemeten door de IFN-I
geïnduceerde STAT1 fosforylatie te bepalen.

Relevantie voor de NVLE en de patiënten:

Inzicht in stoffen die de werking van het nieuwe medicijn anifrolumab beïnvloeden is van groot belang voor de selectie van patiënten die baat zullen hebben bij behandeling met anifrolumab. Met deze studie dragen we bij aan een betere selectie van patiënten voor de behandeling met anifrolumab om uiteindelijk te komen tot een “behandeling op maat” voor patiënten.